Jiu Jitsu en competitie

 
Jiu Jitsu is van origine een sport welke volledig gericht is op zelfverdediging. Als zodanig heeft competitie lange tijd een ondergeschikte rol gespeeld. Sinds enige jaren wordt structureel een aantal competities georganiseerd. Bij Asahi wordt er echter niet veel aandacht geschonken aan competitie. De nadruk ligt op techniektraining en training op toepassen van technieken. Het competitie-element van het Jiu Jitsu is in twee gedeeltes te vatten: Het Fighting System en het Duo System.
 
Jiu Jitsu Fighting System
In dit competitie gedeelte wordt het sparren beoefend. Twee deelnemers proberen op een drietal onderdelen punten te scoren. De deelnemer welke het eerst een vol punt (Ippon) in elk van de onderdelen weet te score, wint. 
Het gaat hierbij om de onderdelen:
Afstand  (Fase I)
Worp      (Fase II)
Controle  (Fase III)

Een scheidsrechter op de mat en een aantal scheidsrechters aan de kant kennen de punten toe. Mocht het zo zijn dat géén van de deelnemers in alle fasen scoort, dan wint de deelnemer met de meeste punten.

Jiu Jitsu Duo System
Het Duo System is een heel andere tak van competitie. Een team van deelnemers demonstreert technieken op hoog niveau en op hoog tempo. Het Duo System is dus eigenlijk een demonstratievorm. De deelnemers kunnen van tevoren hun technieken instuderen. 
 
Op het moment dat zij op de mat staan, wordt er een opdracht gegeven en aan de hand daarvan worden door een jury punten toegekend. Deze opdrachten zijn gebaseerd op een in Nederland ontwikkeld Kata: het E Bo No Kata.

Jiu Jitsu en andere budosporten

Jiu Jitsu en Karate
Karate en Jiu Jitsu zijn twee budosporten die evenveel van elkaar verschillen als hun gelijke zijn. Karateka’s richten zich voornamelijk op het perfectioneren van hun Atemi-waza (Afstandstechnieken). Dit is hun kracht en vormt tegelijkertijd een schril contrast met het veel bredere scala aan technieken die binnen het Jiu Jitsu aangeboden worden. Dit heeft verder tot gevolg dat een Karateka zich veel meer als een specialist ontwikkelt en een Jiu Jitsuka veel meer als een generalist.
 
Door het bredere scala aan technieken, leent Jiu Jitsu zich dan ook meer voor de bekende zelfverdediginglessen. Daarnaast kent het competitie gedeelte van Karate echter al wel veel meer een volwassen karakter, terwijl in het Jiu Jitsu het competitie-element nog veel meer in ontwikkeling is.
 
De overeenkomsten tussen Karate en Jiu Jitsu zijn onder meer dat beide budosporten streven naar een positieve ontwikkeling van de beoefenaar. Zowel mentaal als fysiek. Het gaat zowel in het Karate als in het Jiu Jitsu erom dat je jezelf als mens probeert te verbeteren. Dat is namelijk de essentie van Budo.
 
Verdere overeenkomsten zijn dat beide sporten zowel een techniek gedeelte als een kata gedeelte kennen. Dit is ook terug te vinden in de competities. Zowel het Karate als het Jiu Jitsu kennen een kata-competitie (Kata of Duo-system) en een sparringcompetitie (Kumite of Fighting-system). Bij het eerstgenoemde competitie gedeelte dient echter wel rekening gehouden te worden met het feit dat de organisatie en uitvoering van de competitie bij Karate en Jiu Jitsu verschillen.

Jiu Jitsu en Judo
Het Judo is direct verwant aan het Judo, zie hiervoor de geschiedenis van het Judo. Alle technieken die dus binnen het Judo te vinden zijn, zijn terug te leiden naar technieken die in het Jiu Jitsu gebruikt worden.
 
Het scala aan technieken is bij het Judo echter beperkter dan bij het Jiu Jitsu. Daar waar een Judoka zich voornamelijk richt op Nage waza (Werptechnieken) en Ne waza (Grondtechnieken), zal een Jiu Jitsu zich ook richten op Atemi waza (Afstandstechnieken, Karate), Kansetsu waza (Klemtechnieken, Aikido) etc.
 
Overigens komen in het Judo ook Kansetsu waza (Klemtechnieken) voor, maar in wedstrijdvorm zijn de klemmen aan strenge regels gebonden. Aangezien de competitie in de meeste scholen een belangrijk onderdeel vormt, zal hier minder aandacht aan besteed worden. Feit is echter wel dat door de specialisatie in Nage waza (Werptechnieken) en Ne waza (Grondtechnieken) een Judoka in deze onderdelen veel beter toegerust is dan een Jiu Jitsuka. Net als bij Karate is een Judoka een specialist op zijn gebied en een Jiu Jitsuka een generalist in alle gebieden. Verder zijn er natuurlijk overeenkomsten op het gebied van Budo. Zie hiervoor de opmerkingen die bij het Jiu Jitsu & Karate gemaakt zijn.

Jiu Jitsu & Aikido
Aikido vertoont erg sterke verwantschappen met Jiu Jitsu. Om te beginnen, de basisinstelling van harmonie en meegaan. Dit aspect is binnen het Jiu Jitsu ook sterk aanwezig. Immers, de benaming Jiu wil zeggen: aanpassen, flexibiliteit, meegaan.
 
Ook het brede scala aan technieken toont veel overeenkomsten met het Jiu Jitsu. Van Kansetsu Waza (Klemtechnieken) tot aan Nage waza (Werptechnieken) en Atemi waza (Slagen en stoten) tot aan Gewapende training.
 
Een ander belangrijk aspect binnen het Aikido, bewegen, is ook zeer belangrijk in het Jiu Jitsu. Beide hanteren de stelling dat je zonder te bewegen niets kunt bereiken (overigens in álle Budosporten van belang). De dynamiek speelt dus in beide Budovormen een belangrijke rol.
 
De nadruk op het mentale/fysieke aspect van harmonie ligt bij het Aikido echter nóg sterker dan bij het Jiu Jitsu. Daar waar een Jiu Jitsuka ervoor kan kiezen om tégen een aanval in te gaan, zal een Aikidoka in alle gevallen meegaan. Beide budovormen stellen echter dat het voorkomen van een conflict een overwinning is voor beide partijen.

Dojo etiquette

Hieronder staat de Dojo etiquette zoals in de meeste Dojo’s gebruikelijk is. Deze set van regels is bedoeld om de veiligheid en het plezier in de sport te waarborgen. Het belangrijkste hierbij is dat je elkaar respectvol benadert en behandelt.

Voor het binnenkomen van de Dojo
Zie er op toe dat je Jiu Jitsu-gi (Jiu Jitsu-pak) en je Obi (Band) op de juiste manier draagt. Als je niet weet wat de juiste wijze is, vraag dit dan aan iemand die het wel weet.

Binnenkomen van de Dojo
Op het moment dat je de Dojo binnenkomt maak je bij de ingang van de Dojo een buiging.

Opstelling op de mat
De hoogst gegradueerde leerling staat aan de linkerkant van de Sensei, de laagst gegradueerde leerling aan de rechterkant.

Begin van de les, groeten in seiza
De zempai (oudste of hoogst gegradueerde leerling) neemt het initiatief. Op de mededeling “Seiza”, kniel je eerst met het linkerbeen en dan met rechts. Bij de mededeling “Mokuso” sluit je de ogen en richt je je op het begin van de les. Bij “Mokuso-Yame” open je weer je ogen. Bij de mededeling “Sensei-Ni-Rei” buig je naar voren en plaats je eerst je linkerhand op de mat en dan de rechterhand. Let op dat je je handen zo plaatst dat tussen duimen en wijsvingers een driehoek ontstaat. Je groet nu de leraar. Je herhaalt deze handeling bij de mededeling “Otega-Ni-Rei” . Je groet nu elkaar. Bij de mededeling “Kiritsu” ga je weer staan. Eerst met rechts en dan met links.

Tijdens de les
Voordat je met je partner een oefening begint, elkaar altijd eerst groeten. Na wisselen van partner of als de Sensei langs komt om bepaalde dingen nog eens uit te leggen, afgroeten nadat hij dit heeft gedaan. Let erop dat ook tijdens de les je Jiu Jitsu-gi en je Obi correct worden gedragen. Zonodig regelmatig het een en ander weer herstellen.

Luisteren naar elkaar
Het is van belang dat je niet alleen luistert naar de Sensei, maar ook naar elkaar. Hierdoor kun je rekening met elkaar houden als er bijvoorbeeld blessures zijn. Je leert hierdoor ook rekening te houden met de wensen/beperkingen van de ander.

Houden aan de opdracht
Om de veiligheid optimaal te waarborgen, is het belangrijk dat je je strikt aan de opdracht houdt die de Sensei je geeft. Niet iedereen kan even snel reageren en de kans op ongelukken is dus aanwezig als je je niet aan de opdracht houdt.

Geef elkaar de kans om te leren
Doe de oefeningen zoals ze zijn voorgedaan of zoals ze van je verwacht worden. 
Als je dat niet doet, gun je je partner niet de kans om de technieken te leren. Verzet plegen of “je kunsten” laten zien horen dus niet in dit plaatje thuis.

Te laat komen
Als je te laat komt meld je je bij de Sensei. Ga pas daarna een warming-up doen.
Na de warming-up kun je verder meedoen met de les.

Eerder weggaan
Als je eerder weg wilt eerst toestemming vragen aan de Sensei. Pas als deze je toestemming heeft verleend de Tatami te verlaten, mag je weggaan.

Einde van de les
De zempai (oudste of hoogst gegradueerde leerling) neemt het initiatief. Op de mededeling “Seiza” , kniel je eerst met het linkerbeen en dan met rechts. Bij de mededeling “Mokuso” sluit je de ogen en richt je je op het einde van de les. Bij “Mokuso-Yame” open je weer je ogen. Bij de mededeling “Otega-Ni-Rei” buig je naar voren en plaats je eerst je linkerhand op de mat en dan de rechterhand. Let op dat je je handen zo plaatst dat tussen duimen en wijsvingers een driehoek ontstaat. Je groet nu elkaar. Je herhaalt deze handeling bij de mededeling “Sensei-Ni-Rei”. Je groet nu de leraar. Bij de mededeling “Kiritsu” ga je weer staan. Eerst met rechts en dan met links. Aan het einde van de les is het de gewoonte dat je zegt: "DOMO ARIGATO GOZAIMASHITA". Dit betekent dat je de Sensei bedankt voor de les.

Verlaten van de Dojo
Voordat je de Tatami verlaat een staande groet maken.

Hygiëne
Jiu Jitsu-gi regelmatig wassen. Zorg ervoor dat je nagels van handen en voeten kort zijn geknipt. Als je lang haar hebt bind dit dan naar achteren op met een elastiekje. Draag tijdens de les geen sieraden, kettingen, ringen of dergelijke. Wees netjes op de Dojo.

Geschiedenis van jiu-jitsu

Jiu-Jitsu is de kunst van ongewapende zelfverdediging zoals dit tot ontwikkeling kwam in Japan. Jiu-Jitsu bestaat uit een combinatie van weringen en bevrijdingstechnieken gecombineerd met schoppen, slagen, stoten, werptechnieken en controletechnieken, toegepast vanuit een bepaalde bewegingsvisie tegen allerlei gewapende en ongewapende aanvallen.
 
Jiu-Jitsu is een verzamelnaam voor de verschillende vormen van ongewapend vechten zoals die zijn ontwikkeld in het oude Japan. De aanduiding Jiu-Jitsu is pas ontstaan nadat de verschillende vormen waar de naam het betrekking op heeft, al lang waren ontwikkeld. Deze vormen bekend onder verschillende andere namen zoals: Kumi-Uchi, Yaware, Wajutsu, Kempo.

Jiu-Jitsu betekend soepele kunst, de kunst van het overwinnen door flexibel in de aanpak te zijn. Het flexibel zijn wordt wel eens verward met het consequent meegeven met de kracht van de tegenstander en op deze wijze de overwinning te behalen. Dit is echter geen praktische interpretatie en leidt tot een naïeve manier van verdedigen. Jiu-Jitsu moet op een zodanige manier worden beoefend dat het voldoet aan de doelstelling: doelmatige zelfverdediging in allerlei situaties.
 
Het Jiu-Jitsu kent een breed scala aan vaardigheden. Het bevat technieken om te bevrijden en te weren, in de tegenaanval kan gebruik worden gemaakt van schoppen, slaan, stoten, werpen, wurgen en klemmen. Tegenstander kunnen naar keuze worden gecontroleerd of uitgeschakeld. Hoewel Jiu-Jitsu het ongewapend gevecht benadrukt, kent het ook vaardigheden in het gebruik van kleine wapens zoals messen en gelegenheidswapens als een stok.
 
Het Jiu-Jitsu vormde een aanvulling op de vaardigheden met wapens als het zwaard, pijl en boog en lans zoals de Japanse krijgsman (Samoerai) deze beheerste. Het Jiu-Jitsu diende er met name voor mogelijkheden te bieden voor de krijgsman als hij niet meer de beschikking had over deze wapens. Jiu-Jitsu was een secundair systeem van de Japanse krijgskaste, de Bushi. Het Jiu-Jitsu is dan ook altijd onlosmakelijk verbonden geweest met deze andere vaardigheden en maakte een essentieel onderdeel uit van de totale krijgskunst van de Bushi.
 
Jiu-Jitsu is in zijn wezen geen wedstrijdsport en kan dit ook niet zijn omdat het houden van wedstrijden in deze moderne tijd betekend dat veiligheid en gezondheid van de deelnemers gewaarborgd moet zijn. Dit houdt in dat de technieken ontdaan moeten zijn van hun gevaarlijke kanten.
 
Jiu-Jitsu zelf wordt op dit moment in vele vormen beoefend. Zelfs binnen het Jiu-Jitsu in Nederland zijn verschillende mogelijkheden. Het hangt er maar van af wat de persoonlijke doelstellingen zijn. Iemand die zich wil bekwamen in zelfverdediging kan uitstekend uit de voeten met Jiu-Jitsu. Ook degene die wedstrijden wil gaan doen heeft binnen het Jiu-Jitsu mogelijkheden. In het hedendaagse Jiu-Jitsu zijn veel elementen terug te vinden van het Judo, het Aikido en het Karate.

Dit is niet verwonderlijk als we bedenken dat, met name de eerste twee Budo-vormen zijn voortgekomen uit het Jiu-Jitsu. Het Karate heeft weliswaar een andere achtergrond maar is in zijn huidige vorm ontwikkeld in Japan en wordt dan, evenals het Judo en het Aikido gezien als een moderne Budo-vorm.
 
Een goed uitgangspunt voor het beoefenen van Jiu-Jitsu is dit te zien als een synthese van het Judo, Karate en Aikido, samen met specifieke vormen zoals deze bewaart zijn gebleven in het traditionele Jiu-Jitsu vormen zijn deze vechtkunsten het fundament onder het moderne Jiu-Jitsu. We spreken dan ook van de zuilen van het Jiu-Jitsu. Het beoefenen van deze Budo-vormen naast het Jiu-Jitsu is dan ook niet strijdig maar diept de, voor het Jiu-Jitsu noodzakelijke vaardigheden, uit.
 
Ontwikkeling van het Jiu-Jitsu
Een van de oudste bronnen voor Jiu-Jitsu technieken was het Sumo, wat vroeger onder de naam Sumai bekend stond. Het Sumai was vroeger heel iets anders als het tegenwoordige Sumo. Sumai was en worstelvorm wat vergaande effecten zou gaan hebben op alle ongewapende gevechtssystemen en nu nog heeft op de hedendaagse Budo vormen.

Het Sumai moet veel overeenkomsten hebben vertoond met het Pancration wat deel uitmaakt van de Olympische spelen in Griekse oudheid en waar op leven en dood werd gestreden. In het oude Japan werden ook dergelijke gevechten gehouden in publieke krachtmetingen (Chikara-Kurabe).
 
Tijdens de Kamakura periode kreeg Sumo zijn volle krijgseffectiviteit onder invloed van de militaire regering (Shogun) (vanaf circa 1200 na Chr.). Het Sumai was bedoeld om vaardigheden in het worstelen te ontwikkelen en te perfectioneren. De Bushi (krijgslieden)van die dagen stuurden het steeds meer in de richting van het gevecht op het slagveld met als gevolg dat het daarvoor aangepast werd. Het Sumai voor het slachtveld moest tegen elke vijand kunnen worden gebruikt, ongeacht hoe hij gekleed is. Ook moest een gewapende tegenstander uitgeschakeld kunnen worden.

Het gebruik van ongewapende technieken in het gevecht tegen gewapende technieken (mes, zwaard, speer) heeft ertoe geleid dat technieken een ander karakter kregen als een ongewapend gevecht van man tegen man. Bij de laatste is het gebruik van omarmingen om de nek of middel of, als er sprake is van kleding, het pakken van de kleding, om controle over het lichaam van tegenstander te krijgen een belangrijke tactiek.

Bij de verdedigen tegen gewapend aanvallen zal het onder controle brengen van de ledematen of het wapen een belangrijker rol gaan spelen. Ook het dragen van harnaasen waarin wat minder makkelijk werd bewogen, leidde tot aanpassingen.
 
Door deze verandering van toepassing kreeg het oorspronkelijke Sumai een ander karakter. Uit het Sumai ontwikkelde zich dan ook een andere vorm, het Kumi-Uchi. Het Kumi-Uchi bestond niet alleen uit vaardigheden zonder wapens, ook het gebruik van wapens kwam aan de orde.

Een scherpe scheidslijn tussen gewapend en ongewapend vechten bestond toen niet omdat de krijgsman altijd zocht naar betere middelen en vaardigheden als zijn tegenstrever wat vanzelfsprekend het gebruik van wapens in inhield. Alleen in een wereld waarin het gebruik van wapens verboden is of bij toepassing als een sportvorm met regels zullen vechttechnieken welke uitsluitend bestaan uit vechten met blote handen zich gaan profileren.

Vormen (Kata) van dit ongewapend vechten in een harnas vinden we terug in het Koshiki-No-Kata, welke door Jigoro Kano gepreserveerd is binnen het Judo.
 
Veel van wat er was, is overgegaan en verder ontwikkeld in Judo en het Aikido. In Japan bestaan nog een aantal traditionele Jiu-Jitsu scholen. Hun aantal is klein evenals het aantal beoefenaren. We vatten deze oude stijlen over het algemeen samen onder de naam Ko-Ryu-Jiu-Jitsu.

Deze Jiu-Jitsu stijlen bevatten verdedigingsvormen, veelal tegen aanvalsvormen met traditionele wapens, bestaand uit vaste aanvals- en verdedigingspatronen (Kata). Deze stijlvormen worden beoefend in de traditionele kleding, de Hakama. Als praktische gevechtsvorm in de huidige maatschappij hebben deze stijlen weinig te bieden, uit een historisch oogpunt zijn ze echter zeker het bestuderen waard.

Eens per jaar komen alle traditionele scholen van Japan bij elkaar om hun technieken te demonstreren (Kobudo-Shinko-Kai). Bijna alle Bu-Jitsu scholen zijn hier vertegenwoordigd. Hierbij worden dan ook traditionele Jiu-Jitsu technieken gedemonstreerd. Dit evenement is een eerbetoon aan de klassieke feodale krijgskunsten die in Japan als cultureel erfgoed in ere worden gehouden.
 
De ontwikkeling van het Jiu-Jitsu buiten Japan
Nadat de feodale staatsstructuur van het Togukawa Shogunaat was verdwenen kwam Japan weer in contact met de rest van de wereld. Zeelieden uit allerlei Westerse naties deden de havens van Japan aan en ontdekten daar een unieke smeltkroes van allerlei vechtvormen. Via deze weg vonden deze vechtvormen in fragmentarische vorm hun weg naar de westerse wereld.

Aanvankelijk waren het technieken uit het toenmalige Kano-Jiu-Jitsu. Uit dit fragmentarisch materiaal werden in verschillende landen eclectische systemen samengesteld onder de naam Jiu-Jitsu. Deze technieken werden daarbij vermengd met de toenmalige westerse vechtsporten, het boksen en het worstelen. Op deze wijze ontstonden vormen welke we samen kunnen vatten onder de noemer Gajin-Jiu-Jitsu, ofwel vreemdelingen Jiu-Jitsu.
 
De ontwikkeling van het huidige Jiu-Jitsu gaat dan ook verder buiten Japan. De eerste Jiu-Jitsu handelingen werden in Europa geïntroduceerd door o.a. zeelieden. Naast zeelieden waren er uiteraard ook andere bronnen zoals westerlingen die een tijdlang in Japan verbleven en daarna terugkeerde naar het westen.
 
Omgekeerd waren er ook Japanse Jiu-Jitsu-leraren die als ambassadeur van hun vechtkunst over de gehele wereld trokken. Met name het Judo heeft door deze werkwijze zich tussen de twee wereldoorlogen kunnen ontwikkelen. Het was vooral in Engeland, Frankrijk, en Duitsland dat Japanse Jiu-Jitsu leraren hun sport hebben verbreid.

Voor zover het gestructureerde handelingen betreft waren het in hoofdzaak leraren uit de school van Jigoro-Kano die het Jiu-Jitsu verspreiden. Het Jiu-Jitsu wordt daardoor in de Westerse wereld in een adem genoemd met Judo en het waren dan ook de Jiu-Jitsu beoefenaren die het Judo naderhand oppakten en verbreidden. Het Jiu-Jitsu is in de westerse wereld dan ook nauw verbonden met het Judo, in een bepaalde context zelfs synoniem daarmee.

Zoals reeds is vermeld werd het Judo oorspronkelijk het Kano-Jiu-Jitsu genoemd en interessant in dit kader is het boek "Kano-Jiu-jitsu" geschreven door de Amerikaan Hancock en de Japanner Higashi.
 
Rond 1900 zwierven de beste leerlingen van Kano uit over de wereld. Het was een Engelse ingenieur, Barton Wright, die jarenlang in Japan geleefd had en daar verschillende scholen bezocht, die de Japanners Yukio-Tani en Raku-Uyenshi naar Engeland bracht om een demonstratie te geven, kort na hen arriveerden ook Tao-Miyaki en Akitaro Ohno. In mei 1906 arriveerde de later zo bekend geworden Gunji Koizumi, die in 1918 met Yukio-Tani de "Budokwai" oprichtte.
 
Yoshiaki Yamashita had onder zijn leerlingen de Amerikaanse president Theodore Roosevelt en wist het Kano-Jiu-Jitsu in Amerika te introduceren. In dit kader is het ook interessant de naam van Mitsuyo Maeda te noemen als grondlegger van het Jiu-Jitsu in Zuid Amerika, m.n. Brazilië.
 
In Duitsland was het met name de eerder genoemde professor Erwin Baelz die het Jiu-Jitsu promote. Daarna kan genoemd worden de Berlijner Erich Rahn, die aan het begin van de twintigste eeuw het Jiu-Jitsu onderwees. Een van de leraren van Rahn was de reeds eerder genoemde Higashi.
 
Groei in Nederland
In Nederland waren het Toepoel en Boretius, die voor het eerst Jiu-Jitsu onderwezen. Het niveau was discutabel, evenals de gevechtswaarde. Voor zover na te gaan bestond het uit een verzameling Oosters aandoende trucjes vermengd met wat Westerse boks- en worsteltechnieken.

Vlak voor de tweede wereldoorlog waren het Maurice van Nieuwenhuizen en Johan van der Bruggen die het Jiu-Jitsu promoten. Met name Maurice van Nieuwenhuizen heeft door zijn publicaties een grote invloed gehad. In diezelfde tijd is het Nakoni systeem als leerplan opgesteld. Het woord Nakoni is geen Japans woord maar staat voor de beginletter van de namen van de vier samenstellers, Jaap Nauwelaerts, Ge Koning en Maurice en Bob van Nieuwenhuizen.

De rol van Johan van der Bruggen kan hierin wel eens groter zijn geweest dan altijd is gedacht. Van der Bruggen leerde het Jiu-Jitsu in Indonesië van een Japanner genaamd Nakada. Van der Bruggen keerde in 1938 terug uit Indonesië en stichtte in Rotterdam een sportschool, waarin hij deze stijl onderwees. Bij de bombardementen op Rotterdam ging zijn school verloren en hij begon les te geven in de school van van Nieuwenhuizen. Van der Bruggen is niet meegegaan met het Nakoni Jiu-Jitsu wat het leerplan vormde van de eerste Oosterse vechtsportbond in Nederland, de Nederlandse Jiu-Jitsu Bond (NJJB). Hij ging door met zijn eigen stijl, het Shin-Nakada. Hoewel Johan van der Bruggen niet meer leeft, wordt zijn stijl trouw voortgezet door een kleine groep leerlingen. De inhoud en het karakter komen veel overeen met het Nakoni-syteem.
 
Het door de heren Nauwelaerts, Koning en van Nieuwehuizen ontwikkelde leerplan (volgens overlevering op een zondagmiddag in elkaar gezet) heeft decennia lang de toon gezet voor het Nederlandse Jiu-Jitsu. Het bestond uit een zestal graden welke men kon halen door het doen van examens, de hoogste te behalen graad was de zesde graad. De kern van het leerplan bestond uit een vast aantal aanvalshandelingen welke voor elke graad min of meer op dezelfde wijze terugkwamen maar waartegen elke keer weer andere verdedigingen getoond moesten worden.

Naarmate de graad hoger werd, werden de verdedigingen complexer. De graden werden gesymboliseerd door een paarse kersenbloesem (Sakura) met een hart waarvan de kleur de graad aangaf. De zwarte kersenbloem was de hoogste graad. Het kersenbloesem kon als uiterlijk teken van het niveau van de beoefenaar op het pak worden genaaid.
 
Door de opkomst van het Judo en andere vechtsporten verloor het Nakoni Jiu-Jitsu aan betekenis. Het werd in feite alleen nog onderwezen door een aantal oudere Judo en Jiu-Jitsu leraren. Eind zeventiger jaren werd door de JBN, de huidige opvolger van de in 1938 opgerichte NJJB, besloten het Jiu-Jitsu een eigentijdse vorm te geven en het gradensysteem af te schaffen en te vervangen door een systeem wat, in overeenstemming met de moderne Budo-vormen, bestond uit banden van verschillende kleuren, verdeeld in Kyu- en Dan-graden.
 
Met het vervangen van het gradensysteem was men er echter nog niet. Het nieuwe systeem werd ingevoerd op 1 januari 1983. De exameneisen bestonden uit een losse, vrijblijvende beschrijving en het was dan ook niet verwonderlijk dat een examen dan vaak bestond uit een lauw aftreksel van het oorspronkelijke Nakoni systeem, vaak gecombineerd met allerlei elementen van andere vechstporten waarin een onderlinge samenhang en leidende principes geheel ontbraken.
 
Er bestond dan ook een grote behoefte aan het structureren van het Jiu-Jitsu. Binnen de JBN werd een projectgroep samengesteld met als taak een curriculum samen te stellen waarop het Jiu-Jitsu binnen de JBN gebaseerd zou worden. Deze werkgroep stond onder voorzitterschap van Jaap Schuitema en bestond verder uit Wim Boersma, Mario den Edel en Melle Postema.
In 1989 kwam een geheel nieuw concept tot stand. Uitgangspunt werd de basistechniek en de meervoudig toepasbaarheid hiervan,.

De basistechniekenen werden verdeeld in een zestal techniekgroepen
  1. Bevrijdingen (Hodoki-Waza), 
  2. Weringen (Uke-Waza), 
  3. Slagen, stoten, trappen (Atemi-Waza), 
  4. Klemmen (Kansetsu-Waza), 
  5. Worpen (Naga-Waza), 
  6. Verwurgingen (Jimi-Waza).
Binnen de verschillende technieken zijn keuze's gemaakt voor wat betreft technieken, welke elke Jiu-Jitsuka uiteindelijk moet beheersen. Ten aanzien van de bewegingsvisie werden de verschillende bewegingsprincipes geformuleerd.
 
In Nederland heeft de ontwikkeling van het Nakoni-Jiu-Jitsu naar het moderne Jiu-Jitsu geleidelijk plaatsgevonden. Het huidig systeem bevat dan ook nog verschillende elementen van dit oude systeem. Het belangrijkste element is het toetsen van de zelfverdedigingvaardigheid als onderdeel van Dan-examens door uit te gaan van aanvalssituaties.

Een consequentie van de geleidelijk overgang was de status van "Nakoni" Jiu-Jitsu leraren welke zonder examen, dus zonder aanwijsbare vaardigheid in het nieuwe systeem hun lesbevoegdheid behielden. Inmiddels is ook dit probleem opgelost.

Leraren die een belangrijke rol hebben gespeeld bij het tot stand komen en verbreiden van het nieuwe Jiu-Jitsu leerplan waren Wim Boersma, Mario den Edel en Jaap Schuitema, de laatste behaalde als eerste de vijfde Dan in het nieuwe Jiu-Jitsu systeem, ook wel JBN Jiu-Jitsu genoemd.

Woordenlijst

A
Age = Oplichten
Ago = Kin
Arashi = Storm
Asahi = Morgenzon
Ashi = Voet, Been
Ashi Garami = Het been om het been slaan
Ashi Harai = Met de voet/been wegmaaien
Ashi Kubi = Enkel
Ashi Waza = Beenworp-technieken
Atama = Hoofd
Atemi = Slag op het lichaam
Ayumi = Lopen

B
Barai (zie Harai) = Wegvegen, wegmaaien
Basami (zie Hasami) = Schaar
Bu = Competitie, winnen, dapper
Bujin = Krijgsman

C
Chikara = Kracht aanwenden
Chusen = Bij loting
Chui = Berisping

D
Dan = Stap, trede, zwarte band
De = Naar voren gaan, vooruitbrengen
Do = Weg
Do Jime (zie Sjime) = Samenpersen direct met de benen
Dojo = Oefenzaal
Dori = Nemen

E
Ebi (zie Kani) = Kreeft
Eri = Kraag, revers

F
Fumi Komi = De voet in binnenwaartse richting naar voren plaatsen

G
Gaeshi(zie Kaeshi) = Tegenaanval, overname van aanval
Garami = Handhaven
Gari = Met kleine boog wegvegen
Gatame (zie Katame) = Houdgreep
Geiko = Oefening
Go = Vijf, kracht
Goshi (zie Koshi) = Heup, zijde
Guruma = Wiel, wenteling
Gyaku = Omgekeerd, tegenovergesteld

H
Hadaka = Naakt
Hajime = Begin
Hane = Vleugel, wiek
Hansokumake = Verliezen door overtreding van de spelregels
Hara = Buik
Harai(zie Barai) = Wegvegen, wegmaaien
Hasami(zie Basami) = Schaar
Hiji = Elleboog
Hisigi = Breken
Hiza = Knie

I
Ippon = Punt, zijkant, stuk

J
Jime (zie Shime) = Verwurgen, verwurging
Jitsu = Techniek, vaardigheid
Jo = Plaats
Ju = Soepel, zachtjes
Judogi = Judo-kostuum
Juji = Kruis, verzet
Jiu Jitsu = Vechtmethode zonder wapens

K
Kaeshi = Teruggeven, tegenaanval, overname van de aanval
Kaeshi Waza = Overnametechniek
Kakato = Hiel
Kannuki = Dwars
Kansetsu = Gewricht, knokkel
Kansetsu Waza = Techniek van draaien of verbuigen van de gewrichten
Kata = Schouder, vastgestelde oefenvorm
Kataha = De helft
Katame = Vastpakken
Katame Waza = Techniek van ondercontrole houden op de grond
Kesa = Revers van het vest van een Boeddhistische priester
Kiai = Kreet om de tegenstander af te leiden
Kubi = Nek, hals, hoofd
Kuzure = Uit evenwicht brengen, variatie
Kuzushi = Vernietigen, omverhalen
Kyu = Klas, leerlinggraad
 
M
Ma = Echt
Mae = Voorkant, voorwaarts
Maki = Inrollen
Maki Komi = Werpen door mee te rollen naar de grond
Mate = Breek, Wacht, Stop
Morote = Met beide handen
Mune = Borst
 
N
Nage = Werpen
Nage Waza = Techniek van werpen
Ne = Naar bed, op de grond
Ne Waza = Techniek op de grond
 
O
O = Groot
Obi = Gordel, band
Onegai shimasu = Uitnodiging b.v. tot gezamelijk oefenen
Osae = Gewicht, druk
Osaekomi = Houdgreep
Otoshi = Neervallen
 
R
Randori = Vrije oefening
Rei = Buiging
Ryo = Beide
Ritsurei = Buiging uit staande houding
 
S
Sabaki = Afwenden, ontwijken
San = Drie
Sankaku = Driehoek
Sensei = Leraar
Seoi = Op de rug nemen
Shiho = Naar de vier windrichtingen
Shime(zie Dojime) = Verwurgen
Shime Waza = Techniek van verwurgen
Shisei = Lichaamshouding
Sukui = Oplepelen, opscheppen
Sumi = Hoek
Sutemi = Opofferen
Sutemi Waza = Techniek van de worpen, waarbij men zelf naar de grond gaat
 
T
Tachi  = Staande
Tatami = Mat van rijststro
Te = Hand
Tomoe = Draaiend, gebogen lijn, wiel, boog
Tori = Hij die techniek uitvoert
Tsukkomi = Duwen
Tsumasaki = Bal van de voet
 
U
Uchi = Binnenlangs, binnenkant
Uchi Komi = Vele malen herhalen van een oefening
Ude = Arm
Ude Garami = De arm omstrengelen
Uke = Hij die de techniek ondergaat
Ukemi = Valbreken
Ura = Tegenovergesteld, kleine bocht
Ushiro = Achteruit
 
W
Waza = Werk, techniek, kunstgreep
 
Y
Yawara = Oude naam voor JuJitsu
Yoko = Zijde, dwars opstaande
Yoko-shio-gatame = Houdgreep, waarbij Tori dwars over Uke heen ligt en hem naar de vier windrichtingen blokkeert
Yubi = Vingers
 
Z
Zarei = Buigen uit geknielde houding
Zanshin = Oplettendheid
Za-zen = Meditatie- Zithouding
Zempai = Dojo-assistent